Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0663

Datum uitspraak2007-07-31
Datum gepubliceerd2007-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460397-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank veroordeelt een man tot vijf jaar gevangenisstraf wegens de verkrachting van zijn dochter.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer parketnummer: 06/460397-06 uitspraak d.d.: 31 juli 2007 tegenspraak, na aanhouding verschenen - oip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in P.I. Achterhoek, HvB "De Kruisberg" te Doetinchem. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 oktober 2006 en 31 juli 2007. De tenlastelegging Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2004 tot en met 11 juli 2006 in de gemeente [woonplaats] door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], immers heeft verdachte zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht en/of heeft hij haar vagina gelikt en/of heeft hij haar borsten en/of vagina betast, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat - verdachte [slachtoffer] heeft uitgescholden voor "kankerhoer", althans boos werd en/of geïrriteerd raakte als zij zei dat ze niet wilde en/of - verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of emotionele en/of geestelijke overwicht en/of het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht van zijn positie als vader van [slachtoffer] en/of (aldus) voor die haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; art 242 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2004 tot en met 11 juli 2006 in de gemeente [woonplaats] met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1991), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft verdachte zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht en/of haar vagina gelikt en/of haar borsten en/of vagina betast; art 247 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Verweren Namens verdachte is aangevoerd dat het primair tenlastegelegde feit niet bewezen kan worden. Verdachte heeft erkend dat hij en [slachtoffer] seks hebben gehad, maar hij ontkent de verkrachting. Aangeefster legt volgens de raadsman van verdachte inconsistente verklaringen af, die op een aantal punten ongeloofwaardig zijn. De raadsman stelt dat zijns inziens het bewijs voor dwang alleen kan volgen uit de verklaring van aangeefster. Volgens hem verklaart aangeefster inconsistent over: - de periode, met name de aanvang van het “binnendringen”; - de tijdstippen waarop een en ander zou hebben plaatsgevonden (pag. 39 tijdstippen tussen 02.30 – 04.30 uur; bij de rechter-commissaris ’s morgens vroeg net voor- of nadat moeder naar werk ging) het zelf bedekken van haar hoofd met een deken; bij de rechter-commissaris verklaart zij dat verdachte dit gedaan heeft. Voorts dat aangeefster strijdig verklaart met de verklaringen van anderen dan wel met objectieve feiten of omstandigheden, te weten dat; - zij door moeder en zus [betrokkene 1] onder druk gezet zou zijn de aangifte in te trekken, brieven te schrijven aan haar vader en bij hem op bezoek te gaan, terwijl moeder en [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris verklaren dat zulks onwaar is; - zij verklaart dat moeder haar met vader betrapt heeft tijdens gemeenschap, maar uit de verklaring van moeder bij de rechter-commissaris blijkt dat zulks onjuist is; - haar verklaring over de laatste keer gemeenschap met vader niet klopt met het feit dat zoon [de zoon] bij aangeefster in bed sliep; - er geen sprake kan zijn van elke nacht of om de nacht, omdat haar vader van 31 december 2004 t/m 17 april 2005 en van 13 februari 2006 t/m 13 maart 2006 gedetineerd was. Tenslotte dat aangeefster niet altijd even geloofwaardig is, omdat zij volgens [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (nog steeds) met meerdere jongens seksueel contact heeft, terwijl aangeefster zelf verklaart alleen met [betrokkene 4] “wel eens” seks gehad te hebben. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat, gelet op de gezinssituatie, geen sprake is geweest van overwicht van verdachte als vader. Op grond van al het voorstaande wordt namens verdachte geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank is van oordeel, dat er wel degelijk sprake is geweest van onvrijwilligheid aan de kant van aangeefster. Zij baseert dit oordeel op de context, waarin de seks, en in het bijzonder het binnendringen heeft plaatsgevonden, en dan met name gelet op; - de lange periode, - de grote frequentie en - de positie die verdachte als vader van het slachtoffer innam, de leeftijd van deze dochter ten tijde van het misbruik en het leeftijdsverschil van 45 jaar tussen vader en dochter. Voorts legt aangeefster een geloofwaardige, want voldoende consistente verklaring af, die op belangrijke onderdelen wordt bevestigd door in het bijzonder de verklaring van verdachte, onder meer ter terechtzitting van 31 oktober 2006 afgelegd. De verklaring van aangeefster en verdachtes verklaring in onderling verband en samenhang bezien, alsmede de hierboven weergegeven omstandigheden, leveren naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet alleen wettig maar ook overtuigend bewijs op van verkrachting. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij in de periode van 1 augustus 2004 tot en met 11 juli 2006 in de gemeente [woonplaats] door feitelijkheden [slachtoffer] telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], immers heeft verdachte zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht en heeft hij haar vagina gelikt en heeft hij haar borsten en vagina betast, en bestaande die feitelijkheden telkens hierin dat - verdachte [slachtoffer] heeft uitgescholden voor "kankerhoer", althans boos werd en/of geïrriteerd raakte als zij zei dat ze niet wilde en - verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en emotionele en geestelijke overwicht en het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht van zijn positie als vader van [slachtoffer] en aldus voor haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het primair bewezene levert op het misdrijf: Verkrachting, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Over verdachte is een multidisciplinair rapport gedateerd 20 juni 2007 opgemaakt door R.J.P. Rijnders, psychiater en vast gerechtelijk deskundige en H.A. van Kempen, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht. De deskundigen Rijnders en Van Kempen verklaren - na verdachte onderzocht te hebben - in hun rapport, zakelijk weergegeven: “Verdachte is een 60-jarige man, met een intelligentie op benedengemiddeld tot zwakbegaafd niveau, die lijdende is aan een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en theatraal-afhankelijke trekken. Voorts is er sprake van chronisch misbruik c.q. afhankelijkheid van alcohol. Verdachte externaliseert de oorzaak van zijn problemen en zoekt op antisociale wijze genoegdoening. Uit het milieuonderzoek rijst het beeld van een man die in relatie tot minder sterke personen van het vrouwelijk geslacht de neiging vertoont zich grensoverschrijdend seksueel te gedragen, zowel in de vorm van handelingen als opmerkingen. Vast staat dat verdachte wist dat de seksuele relatie met zijn dochter verboden was. Hij heeft getracht deze seksuele relatie verborgen te houden voor zijn echtgenote en de andere gezinsleden. Verdachtes stoornis is niet zo ernstig dat deze zijn blik op de realiteit ernstig verstoort, hij kan grotendeels in staat worden geacht het tenlastegelegde na te laten. Bovendien vond het tenlastegelegde plaats over een periode van circa twee jaar gedurende diverse momenten, waarop verdachte steeds opnieuw de keuze heeft kunnen maken om het tenlastegelegde na te laten. Op grond van het bovenstaande zijn de deskundigen van mening dat bij verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde, sprake is van enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid. Gelet op deze conclusie van enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid, kan er vanuit gedragskundig oogpunt geen uitspraak worden gedaan over de recidivekans. Verdachte werd immers ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde vanuit zijn stoornis slechts in beperkte mate belemmerd in zijn vermogen om keuzes en afwegingen te maken, hij had merendeels de beschikking over handelingsalternatieven. Nu verdachte bij het huidige tenlastegelegde niet als het ware “gedetermineerd” werd, om het tenlastegelegde te plegen en het tenlastegelegde grotendeels werd bepaald door andere factoren, is het ook zeer goed mogelijk, dat hij in de toekomst andere keuzes maakt en geen strafbare feiten pleegt. Gelet op het voorgaande kan geen advies worden gegeven over een behandeling of begeleiding in een strafrechtelijk kader”. Met de conclusie “enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid”, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over. Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar, met aftrek van het voorarrest. Volgens het standpunt van de raadsman van verdachte dient een gevangenisstraf van 4 (vier) jaar te worden opgelegd, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk als “stok achter de deur” en een lagere straf indien het subsidiaire feit bewezen wordt verklaard. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte gedurende een lange periode zijn minderjarige dochter seksueel heeft misbruikt, waarbij hij veelvuldig haar lichaam is binnengedrongen. Zijn dochter was ten tijde van de feiten tussen de 12 en 14 jaar oud. De verdachte heeft bij zijn handelen louter en alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging en heeft zich op generlei wijze bekommerd om de gevoelens van zijn dochter en haar (seksuele) ontwikkeling. Door zijn handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat dergelijk handelen grote schade kan toebrengen aan de ontwikkeling van jonge kinderen met name als zij zich in de puberteit bevinden. De feiten zijn des te ernstiger nu de verdachte de vader is van het slachtoffer en ruim 45 jaar ouder. Hij heeft het vertrouwen dat kinderen in hun vader mogen stellen en de veiligheid die zij van hem mogen verwachten op een buitengewoon ernstige wijze beschaamd en veronachtzaamd. Het hoeft voorts weinig betoog dat feiten als de onderhavige in de samenleving grote gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen. Bij het bepalen van de uiteindelijke duur van de op te leggen vrijheidsstraf houdt de Rechtbank rekening met de vastgestelde “enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid” van de verdachte, zoals deze blijkt uit het over hem uitgebrachte rapport van de voornoemde gedragsdeskundigen Rijnders en Van Kempen. Tevens betrekt zij daarin de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die uit genoemd rapport en de rapporten van de Stichting Reclassering Nederland te Zutphen van 26 september 2006 en 27 oktober 2006 en het psychiatrische advies S. de Jong, psychiater bij de Forensisch Psychiatrische Dienst Zutphen van 11 augustus 2006 en het Pro Justitia rapport van L.J. Rempt, gz-psycholoog en vast gerechtelijk deskundige van 23 oktober 2006 en zoals die ook overigens ter terechtzitting zijn gebleken. Verder houdt de rechtbank rekening met de documentatie van verdachte. Met betrekking tot “rechtmatigheid verkrijgen cassettebandje” is door de raadsman namens verdachte gesteld dat uit het dossier niet blijkt dat aan [betrokkene 2] bij het afgeven van het cassettebandje de vordering ex artikel 96a Wetboek van Strafvordering is gedaan. Het niet wijzen op de bevoegdheid van [betrokkene 2] om afgifte van dit cassettebandje te weigeren is volgens de raadsman een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek. Verdachte heeft hierdoor nadeel ondervonden, dat in ieder geval door strafvermindering zou moeten worden gecompenseerd, aldus de raadsman. De rechtbank is van oordeel dat in deze van onrechtmatigheid niet is gebleken en vermag niet in te zien welk nadeel verdachte ondervonden heeft door de vrijwillige afgifte van het cassettebandje, dat door aangeefster en [betrokkene 2] kennelijk is vervaardigd om verdachte te belasten. De rechtbank verwerpt dit verweer. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van langere duur, maar lager dan door de officier van justitie is gevorderd. Nu de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar, komt zij niet toe aan de door de raadsman van verdachte verzochte oplegging van voorwaardelijke vrijheidsstraf. Nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het cassettebandje aan de rechthebbende. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 242 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende [betrokkene 2], te weten: - een cassetteband, Olympus XB15. Aldus gewezen door mr. De Bie, voorzitter, mr. Van der Hooft en mr. Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 juli 2007. RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: : 06/460397-06 Uitspraak d.d.: 31 juli 2007 Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 17 juli 2007. Tegenwoordig: mr. Hödl, rechter, mr. officier van justitie, en Driessen, griffier. De rechter doet de zaak uitroepen. De gedetineerde verdachte, [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in P.I. Achterhoek, HvB "De Kruisberg" te Doetinchem, is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. Ter terechtzitting van 17 juli 2007 heeft de verdachte aangegeven niet bij de uitspraak aanwezig te willen zijn. De raadsman mr. Syrier/Nieuwegein, is niet / wel verschenen. De rechter spreekt het vonnis uit Waarvan proces-verbaal,